Lezen: Lucas 1: 5-25

Toen God voor een periode van negen maanden een wacht gezet had voor de mond van Zacharias en de deur van zijn lippen had gesloten (Psalm 141:3), kwam er noodgedwongen stille tijd voor bezinning!
Welk goud ging er blinken bij dit zwijgen?

Het zouden zomaar herinneringen aan de aartsvaders kunnen zijn geweest: aan Abraham die tegen alle verwachting in op hoge leeftijd met de tot dan toe onvruchtbare Sarah nog een kind had gekregen (Genesis 21:5), aan Izak die vurig tot de Here gebeden had in de tegenwoordigheid van de onvruchtbare Rebekka (Genesis 25:21) en verhoord werd, aan Jacob die uiteindelijk zag dat de Here toch haar baarmoeder geopend had (Genesis 30:22).

Aan al die aartsvaders was het wonder geschied dat de aartsmoeders nóchtans in verwachting waren geraakt en kinderen hadden gebaard. Hoe kwam het dat hij, doorkneed in deze Schriften, op het moment suprême niet had geloofd dat ‘voor de Here niets te wonderbaar is’ (Genesis 18:14)?

Ach, laten we die vraag maar direct doorspelen aan onszelf: hoe vaak lieten wij, toen het er op aankwam, het afweten, in woorden of in daden, door ons on- en kleingeloof? Weet u die momenten nog?
Goed om u op te bezinnen op deze Adventzondag en deze week!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.