En als u omhoog kijkt en de zon, de maan en de sterren ziet, al die lichten aan de hemel, laat u er dan niet toe verleiden daarvoor neer te knielen en te vereren wat de HEER, uw God, voor de andere volken op aarde heeft bestemd.

Deuteronomium 4: 19

In deze tekst zit een bijzonder gebod. Het eerste deel is nog niet zo vreemd voor ons: De Israëlieten mogen niet voor de zon, de maan en de sterren knielen. Het tweede komt wat vreemd over: heeft God de zon, de maan en de sterren voor de andere volken op aarde bestemd om ervoor te knielen?

De Israëlieten waren waarschijnlijk allang bekend met de gebruiken van alle volken om de hemellichamen als goden te vereren. Ze kwamen nota bene uit Egypte, waar die praktijken gemeengoed waren. Wellicht waren ze er juist in de tijd in Egypte mee opgegroeid en moest dat na het vertrek uit Egypte ontmoedigd worden.

Hoe dan ook het volk Israël wordt hier geheiligd en daarmee apart gezet van de volken. Bij de God die in het Bijbelboek Genesis alles schiep en geen vreemde goden naast zich duldt, passen dus ook geen zon, maan en sterren als goden. Laat dat maar aan de andere volken over. Dit volk heeft deze afgoden niet nodig, want ze hangen een hogere God aan.

Maar wat is dan de functie van de sterren en hoe moeten de Israëlieten er zich dan toe verhouden? Waarom worden de wijzen wijzen genoemd als ze wel de boodschap van de geboorte van Jezus lezen in de sterren?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.