Lezen: Jesaja 51: 1-6

Naast alle lezingen deze week uit het eerste boek van de Torah, Genesis, komt er ook iedere week een profetenlezing langs. Immers, de profeet vat de lezingen uit de Torah samen en geeft er zijn commentaar op. Abraham wordt hier met een uitgehakte rots vergeleken. Zoals Petrus een keer door Jezus rotsman wordt genoemd: mensen, waarop je kunt bouwen, omdat ze door God gevormd zijn! Abraham was geroepen toen hij nog alleen was. Maar uit hem en Sarah is een groot nageslacht geboren, een boven alle verwachting uitgaande zegen.

Die zegen komt ook in de dagen van Jesaja, waar, terwijl Jeruzalem nog een puinhoop is, de troostrijke belofte klinkt, dat de stad uit het puin zal herrijzen. De woestijn wordt als Eden, de wildernis als de hof van de Here. Uit de dood rijst nieuw leven, in de verloren gewaande stad zal weer vreugde en blijdschap gevonden worden. Want God bouwt verder op de rots van Zijn belofte uitgehakt in het leven van Abraham.

Met deze gebeitelde belofte kan Zacharias vanavond de sabbat ingaan, zo komt hij binnen in de sabbatsrust die God geeft. Wet en Profeten zeggen ons telkens weer dat God de God aller vertroosting is! En greep Jezus daar niet op terug bij de Emmaüsgangers (Lucas 24: 27)?

Wanneer, in welke situatie van uw leven, werd u na lezing uit de
bijbel bij zo’n beloftevolle vertroosting nadrukkelijk bepaald?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.