De Joodse gewoonten verschilden nogal van die van de omringende volkeren. Waar veel onderworpen volkeren de cultuur van de overheersers overnamen, deden de Joden dat slechts mondjesmaat. Hun geloof en traditie had vele wetten, die ze naleefden en wilden blijven naleven. In een aantal gevallen pleegden ze liever zelfmoord, dan hun gewoonten te laten vallen.

De van oorsprong Joodse geschiedkundige Josephus beschrijft dat de Joden het recht kregen op ongehinderde uitoefening van hun godsdienst en de strenge regels omtrent samenkomsten werden bij synagogen niet in acht genomen: de Joden mochten vrijelijk bij elkaar komen om hun geloof te belijden en tezamen maaltijden te nuttigen.

Verder mochten ze geld inzamelen en dit naar Jeruzalem sturen om zo de tempelbelasting te betalen. Na de verwoesting van de tempel werd het bedrag ingezameld voor de tempel van Jupiter Capitolinus.

Omdat de Joden weigerden wapens te dragen op sabbat en speciale voedseleisen hadden vanwege hun spijswetten, werden ze uitgezonderd van de dienstplicht.

Tenslotte werden er speciale Joodse rechtbanken erkend, voor zaken waarbij alleen Joden betrokken waren. Deze rechtbanken konden op basis van het Joodse recht rechtspreken, maar hadden beperkte bevoegdheden. De doodstraf kon bijvoorbeeld alleen door een Romeinse rechter worden uitgesproken.

Alhoewel de Romeinen veel van de Joodse wetten niet begrepen, hadden ze respect voor de ouderdom van deze gewoonten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.