Lied 445

1.
De nacht is haast ten einde,
de morgen niet meer ver.
Bezing nu met verblijden
de heldere morgenster.
Wie schreide in het duister
begroet zijn klare schijn
als hij met al zijn luister
straalt over angst en pijn.

2.
Zo is ons God verschenen
in onze lange nacht.
Hij die de engelen dienen
die eeuwen is verwacht,
is als een kind gekomen
en heeft der wereld schuld
nu zelf op zich genomen
en draagt ze met geduld.

3.
Hoevele zware nachten
van bitterheid en pijn
en smartelijk verwachten
ons deel nog zullen zijn
op deze donkere aarde,
toch staat in stille pracht
de ster van Gods genade
aan ’t einde van de nacht.

4.
God lijkt wel diep verborgen
in onze duisternis
maar schenkt ons toch een morgen
die vol van luister is.
Hij komt ons toch te stade
Dok in het strengst gericht.
Zijn oordeel is genade,
zijn duisternis is licht.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.